GEDRAGSCODE TRAINERS
1. Wees redelijk in eisen tegenover jezelf en de atleet, mbt. de tijd, de energie en het enthousiasme van jeugdige spelers. Bedenk dat jongeren ook andere interesses hebben.
2. Leer je atleten dat de regels voor iedereen gelden. Spreek atleten die zich niet aan de afspraken houden aan, maar houd ook rekening met andere factoren.
3. Schreeuw niet en maak de kinderen nooit belachelijk als zij fouten maken of een wedstrijd verliezen.
4. Kinderen hebben een trainer nodig die zij respecteren. Wees gul met lof wanneer het verdiend is.
5. Elk kind heeft mogelijkheden en kwaliteiten, je moet ze willen zien. Je kunt de sporter bewust maken van zijn/haar kwaliteiten.
6. Vertrouwen geven geeft vertrouwen en is een hulpmiddel voor een positief sportresultaat.
7. Behandel je atleten zoals je zelf zou willen behandeld worden.
8. Deel waar mogelijk de kinderen in volgens leeftijd, vaardigheid, motivatie en fysieke gesteldheid.
9. Bedenk dat kinderen voor hun plezier sporten en iets willen leren. Winnen is een onderdeel van de sport, verliezen ook.
10. Als trainer ben je verantwoordelijk voor het aanleren van de sport en voor het gedrag van de jongeren tijdens de training. Besteed aan beide aspecten voldoende aandacht en neem je verantwoordelijkheid hierin op. Je kan er de aandacht op vestigen wat voor jou de belangrijkste regels zijn door deze op voorhand kenbaar te maken.
2. Leer je atleten dat de regels voor iedereen gelden. Spreek atleten die zich niet aan de afspraken houden aan, maar houd ook rekening met andere factoren.
3. Schreeuw niet en maak de kinderen nooit belachelijk als zij fouten maken of een wedstrijd verliezen.
4. Kinderen hebben een trainer nodig die zij respecteren. Wees gul met lof wanneer het verdiend is.
5. Elk kind heeft mogelijkheden en kwaliteiten, je moet ze willen zien. Je kunt de sporter bewust maken van zijn/haar kwaliteiten.
6. Vertrouwen geven geeft vertrouwen en is een hulpmiddel voor een positief sportresultaat.
7. Behandel je atleten zoals je zelf zou willen behandeld worden.
8. Deel waar mogelijk de kinderen in volgens leeftijd, vaardigheid, motivatie en fysieke gesteldheid.
9. Bedenk dat kinderen voor hun plezier sporten en iets willen leren. Winnen is een onderdeel van de sport, verliezen ook.
10. Als trainer ben je verantwoordelijk voor het aanleren van de sport en voor het gedrag van de jongeren tijdens de training. Besteed aan beide aspecten voldoende aandacht en neem je verantwoordelijkheid hierin op. Je kan er de aandacht op vestigen wat voor jou de belangrijkste regels zijn door deze op voorhand kenbaar te maken.
11. Op basis van de clubvisie begeleid je ook atleten die niet aan competitie willen doen tijdens jou trainingen.
12. Zorg bij jongeren voor een goede mix tussen sporttechnische oefeningen en spelvormen.
13. Ook voor en na de trainingen heb je en taak en verantwoordelijkheid. De vlotte samenwerking en communicatie met ouders, andere trainers, bestuurders, … maakt hier deel van uit. Als iedereen doet wat van hem verwacht wordt (en zelfs een beetje meer), dan is het fantastisch samenwerken!
14. Werk aan je eigen competentieniveau: school je regelmatig bij.
15. Laat je niet ontgoochelen door een slecht resultaat van je sporter(s). De prestatie van je sporters is slechts een momentopname, jouw kwaliteit als trainer is een constante!
16. Sporters zijn heel vatbaar voor jouw advies: geef feedback!
17. Communiceer positief, ook non-verbaal!
18. Wees concreet en duidelijk in je communicatie.
19. Let op je manier van communiceren: ironie schept verwarring bij jonge sporters, let ermee op! Geef concrete en duidelijke tips.
20. Maak onderscheid tussen feiten en interpretatie.
21. Houd rekening met de leefwereld van je sporters. Zijn er examens: erken de bezorgdheid van ouders en sporters en spreek af wat je van hen verwacht tijdens examenperiodes (vb. min 1 keer per week komen trainen). Houd er ook rekening mee dat er tijdens examens meer vermoeidheid en stress is.
22. Werk met duidelijke afspraken en routine. Routines zijn herkenbaar, vergroten controle en geven je een middel om gericht bij te sturen.
23. Zorg ervoor dat het materiaal voldoet aan de veiligheidseisen en geschikt is voor de leeftijd en de vaardigheid van de jongeren. Leer atleten aan met zorg om te gaan met materiaal en accommodatie.
24. Geef aan dat niemand iets van een ander pakt. Dat is stelen.
25. Volg het advies op van een arts bij het bepalen of een geblesseerde atleet wel of niet kan deelnemen.
26. Heb oog voor elk kind achter de sporter. Een compliment is een basisfundament om tot een positief zelfbeeld te komen.
27. Blijf een langdurig geblesseerde bij de training betrekken.
28. Bespreek een actieplan voor gekwetsten.
12. Zorg bij jongeren voor een goede mix tussen sporttechnische oefeningen en spelvormen.
13. Ook voor en na de trainingen heb je en taak en verantwoordelijkheid. De vlotte samenwerking en communicatie met ouders, andere trainers, bestuurders, … maakt hier deel van uit. Als iedereen doet wat van hem verwacht wordt (en zelfs een beetje meer), dan is het fantastisch samenwerken!
14. Werk aan je eigen competentieniveau: school je regelmatig bij.
15. Laat je niet ontgoochelen door een slecht resultaat van je sporter(s). De prestatie van je sporters is slechts een momentopname, jouw kwaliteit als trainer is een constante!
16. Sporters zijn heel vatbaar voor jouw advies: geef feedback!
17. Communiceer positief, ook non-verbaal!
18. Wees concreet en duidelijk in je communicatie.
19. Let op je manier van communiceren: ironie schept verwarring bij jonge sporters, let ermee op! Geef concrete en duidelijke tips.
20. Maak onderscheid tussen feiten en interpretatie.
21. Houd rekening met de leefwereld van je sporters. Zijn er examens: erken de bezorgdheid van ouders en sporters en spreek af wat je van hen verwacht tijdens examenperiodes (vb. min 1 keer per week komen trainen). Houd er ook rekening mee dat er tijdens examens meer vermoeidheid en stress is.
22. Werk met duidelijke afspraken en routine. Routines zijn herkenbaar, vergroten controle en geven je een middel om gericht bij te sturen.
23. Zorg ervoor dat het materiaal voldoet aan de veiligheidseisen en geschikt is voor de leeftijd en de vaardigheid van de jongeren. Leer atleten aan met zorg om te gaan met materiaal en accommodatie.
24. Geef aan dat niemand iets van een ander pakt. Dat is stelen.
25. Volg het advies op van een arts bij het bepalen of een geblesseerde atleet wel of niet kan deelnemen.
26. Heb oog voor elk kind achter de sporter. Een compliment is een basisfundament om tot een positief zelfbeeld te komen.
27. Blijf een langdurig geblesseerde bij de training betrekken.
28. Bespreek een actieplan voor gekwetsten.
Prinses Josefien Charlotte stadion
Kaaiplein 30A, 9220 Hamme |
AC HammeAangesloten bij de K.B.A.B. onder het nummer 330
datum oprichting: 01/10/1965 Bankrekeningnummer: AC HAMME VZW: BE34 0682 1845 0390 RPR Dendermonde 430.540.042 BTW nummer: BE 0430 540 042 Maatschappelijk adres: Baasrodeveerstraat 48 9220 Hamme - Kastel Voorzitter: Freddy Lauwaert |